Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [3]Des morgens, HEERE, zult Gij mijn stem horen; des morgens zal ik [4][mij] tot U schikken, en [5]wacht houden. 3. Verg.hfdst.88 vs.14, en hfdst.92 vs.3; alzo wordt ook God gezegd des morgens [dat is, vroeg, intijds] zijne genade te bewijzen, hfdst.90 vs.14, en hfdst.143 vs.8; Klaagl.3:23. 4. Of, [mijne woorden, mijn gebed] voor U in orde stellen; zie Job 32:14, en Job 33:5. 5. Als een wachter uitzien, of omzien, of uwe hulp niet komt; of wachten wat Gij zult antwoorden. Verg.hfdst.130 vs.6; Micha 7:7; Hab.2:1.